Finale rapporterings­­standaarden bekend

De Europese Commissie heeft op maandag 31 juli de finale teksten van de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) vastgesteld. Na verschillende draft-teksten zijn daarmee de bindende rapportagevereisten bekend voor alle ondernemingen die onder de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vallen. Zodra de teksten in het Publicatieblad van de Europese Unie verschijnen, gaan ze van kracht. De finale standaarden komen geen dag te vroeg, want de eerste groep CSRD-plichtige ondernemingen moet vanaf boekjaar 2024 al compliant zijn.

CSRD algemeen
Dubbele materialiteit

Klimaat blijft Europese prioriteit

De kogel is door de kerk: de Europese Commissie heeft haar finale rapporteringsstandaarden, de ESRS, gepubliceerd als ‘gedelegeerde handelingen’ (delegated acts). De ESRS stipuleren hoe ondernemingen precies moeten rapporteren over hun duurzaamheidsstrategie, -beleid én -prestaties – wat verplicht wordt door de CSRD, de Corporate Sustainability Reporting Directive.

Sinds de eerste versie van EFRAG in november 2022, hebben verschillende feedbackrondes en een grondig overleg in de Europese Commissie, het Parlement en de Raad geleid tot aanpassingen van de tekst. Katelijne Norga, founder en climate solutionist bij Pantarein, geeft duiding bij de laatste aanpassingen van de rapporteringsstandaarden.

“Goed nieuws is het belang dat wordt toebedeeld aan de E1, de klimaatstandaard. Die standaard beschrijft welke data en informatie een bedrijf moet publiceren over zijn klimaatimpact en -beleid, zoals de energieconsumptie en energiemix, scope 1-, 2-, 3-broeikasgasemissies …. Bedrijven zijn ook verplicht om een transitieplan voor klimaat op te stellen: een actieplan om klimaatneutraal te zijn tegen 2050, met een tussentijdse target in 2030. Daarnaast moeten ze ook onderzoeken en documenteren op welke manier ze zelf onderhevig zijn aan de klimaatverandering en welke financiële gevolgen dat kan hebben.”


“De Commissie verplicht bedrijven indirect om deze standaard altijd mee te nemen in de rapportering en dat is een goede zaak, aangezien het welslagen van de Green Deal afhangt van de intensiteit waarmee bedrijven hun klimaatimpact aanpakken. Wie het thema toch wil weglaten, moet expliciet aantonen dat klimaatverandering niet-materieel is voor zijn bedrijf. Klanten, banken en andere stakeholders zullen echter erg kritisch kijken naar bedrijven die aangeven dat ze helemaal geen impact hebben op het klimaat of vice versa.”


“Ook bij Pantarein zijn we ervan overtuigd dat een mature duurzaamheidsstrategie maar kan bestaan wanneer de onderneming de planetaire grenzen respecteert. En als het over de klimaatcrisis gaat, is er natuurlijk geen seconde meer te verliezen. We nemen thema’s als klimaatmitigatie, klimaatadaptatie en carbon footprint daarom al jaren als fundament mee in onze projecten”, voegt Norga er nog aan toe.

Kwaliteit van de rapportering primeert

Aan de timing van de verplichtingen is nog wat gesleuteld. “De uitrol van de CSRD en de ESRS gaat snel. Begrijpelijk, maar niet gemakkelijk voor bedrijven om hun beleid en processen aan hetzelfde tempo bij te sturen. Vooral over data die in de supply chain – bij de leveranciers – moeten worden opgevraagd en over diverse sociale kwesties heerste er bezorgdheid in het bedrijfsleven.

Daarom heeft de Commissie voor sommige rapportagevereisten fasering mogelijk gemaakt. Afhankelijk van het type onderneming en het datapunt in kwestie kan er tot 3 jaar uitstel van rapportage worden toegekend. Deze fasering geeft bedrijven meer tijd om zich voor te bereiden, en bovendien de kosten te spreiden die gepaard gaan met het invoeren van hun datamonitoring.

Vandaar dat de faseringsbepalingen voornamelijk gelden voor bedrijven met minder dan 750 werknemers. De rapportagekosten lopen voor hen relatief gezien hoger op dan voor de grootste ondernemingen. Een bijkomende drijfveer voor deze fasering is dat Europa de duurzaamheidsrapporten zo kwalitatief mogelijk wil maken, met het oog op een maximale relevantie voor de stakeholders die de rapporten zullen raadplegen.”

Dubbele materialiteit onderscheidend voor Europese bedrijven

Het principe van dubbele materialiteit blijft onaangetast. Europa wil zich dus blijven onderscheiden met de keuze om in de rapporten zowel de impacts van de onderneming op mens en milieu zichtbaar te maken, alsook de gevolgen die externe trends als de klimaatverandering kunnen hebben voor de financiële waarde van een bedrijf. Internationale frameworks zoals de Global Reporting Initiative (GRI) hanteren dat dubbele perspectief niet.


“Bedrijven worden geacht met een robuuste materialiteitsbepaling de impacts, risico’s en opportuniteiten voor hun specifieke context bloot te leggen. Die materialiteit legt het fundament voor de toekomststrategie van het bedrijf en ook voor de rapportering. Alle materiële topics moeten deel uitmaken van de strategie die je als bedrijf uitstippelt om te overleven in de klimaatneutrale economie van de toekomst. En voor alle materiële topics stipuleren de ESRS een hele reeks datapunten die in je rapport moeten staan.

Topics die uit het materialiteitsonderzoek naar voor komen als niet-materieel, mogen ondernemingen weglaten. Behalve de klimaatstandaard, dus. Daar houdt de Commissie toch een slag om de arm.”


“Een spijtige zaak is dat een heel aantal voorheen verplichte disclosure requirements vrijwillig zijn geworden onder invloed van de industriële lobby. Het gaat om datapunten die als te uitdagend of duur bestempeld werden. Een te betreuren voorbeeld daarvan is het transitieplan voor biodiversiteit. Zelfs als uit het materialiteitsonderzoek blijkt dat biodiversiteit een materieel thema is voor een bedrijf, dan hoeft een bedrijf geen transitieplan voor biodiversiteit op te stellen. Wetende dat de biodiversiteit inclusief levensnoodzakelijke ecosysteemdiensten overal ter wereld wordt aangetast, is het onbegrijpelijk dat Europa zich zo onder druk heeft laten zetten voor dit topic.”


Andere wijzigingen

Onder de verplichte indicatoren die grote bedrijven moeten rapporteren bevinden zich ook datapunten die financiële spelers moeten publiceren in het kader van bijvoorbeeld hun eigen rapporteringsverplichtingen, zoals de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), de Benchmark Regulation (BMR) of de “pijler 3” informatievereisten van de Capital Requirements Regulation (CRR). “Nieuw is dat deze indicatoren opgelijst moeten staan in een aparte tabel in je rapport”, gaat Norga verder. “Bij elk datapunt geef je aan waar in het rapport vermeld wordt of het niet-materieel bevonden is. De indicator simpelweg weglaten, mag niet. Wanneer zo’n indicator als niet-materieel wordt gerapporteerd, mogen financiële adviseurs er trouwens van uitgaan dat hij niet van invloed is op de financiële positie van de onderneming.”

“De Commissie stelt tot slot enkele garanties specifiek voor kmo’s in”, vertelt Norga nog. “Er komt een wettelijk maximum over de informatie die grote ondernemingen kunnen opvragen bij kmo’s in hun waardeketen. Zo vermijden we dat er onevenredige hoeveelheden werk tot bij hen komen. Dat neemt evenwel niet weg dat kleinere bedrijven duurzaamheidsinformatie en -data zullen moeten opleveren. Om hen daarin te begeleiden, ontwikkelt EFRAG de komende periode vrijwillige guidance voor niet-beursgenoteerde kmo’s. Voor beursgenoteerde kmo’s zullen proportionele verplichte standaarden ontwikkeld worden, want zij moeten rapporteren vanaf boekjaar 2026, al krijgen ze de mogelijkheid te wachten tot boekjaar 2028. Hun standaarden zullen evenredig en dus minder veeleisend zijn.

Verdere implementering

Waardecreatie met de CSRD

De waarde van de CSRD en ESRS als instrument om ondernemingen en onze economie steeds duurzamer te maken, blijft groot. Katelijne Norga noemt hierin vooral de dubbele materialiteit en de integrale blik als belangrijke drivers. “Het principe van dubbele materialiteit is nieuw geïntroduceerd door Europa in het kader van de rapporteringsverplichting. Eigenlijk benadert het duurzaamheid op een vanzelfsprekende manier: je neemt zowel risico’s VOOR je bedrijf als risico’s DOOR je bedrijf mee. Die dubbele benadering, outside-in én inside-out, is in feite logisch, maar tot nog toe werd dit nog niet opgedragen.”


“Nog een verdienste van de CSRD is dat ze rapportering vereist over alle drie de ESG-pijlers en over de hele waardeketen. Organisaties worden gedwongen eerlijk te zijn over hun impact op milieu én mens, niet enkel in de eigen productie en processen, maar in de hele toeleveringsketen. Europa maakt zo overigens de brug met de zorgplicht, die ze momenteel in wetgeving giet onder de Corporate Sustainability Due Diligence Directive . Tegelijk betekent het dat ook niet-CSRD-plichtige ondernemingen mee moeten met de duurzaamheidsprincipes. Zij zitten mee in de toeleveringsketen van grote en beursgenoteerde ondernemingen, en dienen dus zelf mee stappen te zetten om hun businessrelaties in stand te houden. Het leidt tot een economie die in haar geheel zal verduurzamen, net zoals de Green Deal ambieert.”

Verdere implementering

De inhoud van de wetteksten staat intussen vast. Er zijn wel nog enkele symbolische hordes te nemen voor het wetgevingsproces is afgerond. Zo is er de verplichte controleperiode ingelast op Europees niveau, die twee maanden duurt, eventueel verlengd met nog eens twee maanden. Nadat deze doorlopen is, wordt de tekst gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dat zou ten laatste in december 2023 moeten zijn.


De opname in het Publicatieblad is het moment waarop de ESRS officieel van kracht gaan. Vanaf dan gaat het snel. Vanaf 1 januari 2024 moet de eerste groep ondernemingen zich volgens de CSRD en ESRS organiseren, om in 2025 hun eerste compliant rapport te kunnen uitbrengen. Dit is de tijdslijn die ondernemingen dienen te respecteren:

Financieel jaar …

‣ 2024: 1e groep:

  • bedrijven die onder de NFRD vielen (grote beursgenoteerde bedrijven, grote banken en grote verzekeringsinstellingen)
  • grote non-EU beursgenoteerde bedrijven met meer dan 500 medewerkers

‣ 2025: grote ondernemingen

‣ 2026: beursgenoteerde kmo’s – met 2 jaar uitstel mogelijk. Uiterlijk in 2028

‣ 2028: non-EU moederondernemingen met dochterondernemingen in Europa, die voldoen aan de volgende criteria

  • Meer dan 150 miljoen euro omzet draaien in de EU
  • In de EU ofwel een filiaal hebben met een omzet van meer dan 40 miljoen euro ofwel een dochteronderneming die een groot bedrijf of een beursgenoteerde kmo is

Deze laatste groep bedrijven moet rapporteren over de ESG-impacts op groepsniveau. Hiervoor zullen aparte normen worden uitgeschreven.

Ready, set, go? Nu de gedelegeerde handelingen gepubliceerd zijn, staat de inhoud van de ESRS onwrikbaar vast. Geen tijd meer te verliezen, dus! Nood aan support? Neem dan zeker contact op met onze sustainability experts via mail@pantarein.be.